Weet jij wat de vijf meest gemaakte fouten zijn tijdens het praktijkexamen? Het gaat hier eigenlijk altijd om fouten die te maken hebben met onoplettendheid, die vaak veroorzaakt wordt door je zenuwen. Lees, leer en verbeter jezelf, zodat jij gemakkelijk slaagt voor je examen!
1. Kijk niet vanuit je ooghoeken, maar draai met je hoofd.
Het overgrote deel van de examenkandidaten zakt op het kijkgedrag achter het stuur. Het hoofd wordt niet gedraaid, maar er wordt gekeken met de ooghoeken. Eigenlijk komt het kijken te nonchalant over. Denk goed aan het gebruik van de spiegels, kijk goed over je schouder door je hoofd goed te draaien. Houd een scherpe blik en houd overzicht.
2. Pas de theorieregels toe: weet je plaats op de weg.
Natuurlijk ken je de regels uit je theorieboek, maar voer deze regels ook uit in de praktijk. Rijd niet te dicht langs obstakels of geparkeerde auto’s, neem bochten ruim genoeg. Sorteer daarnaast altijd duidelijk voor, zodat anderen ook snappen wat je doet. Rijd bewust en zelfverzekerd.
3. Snelheid aanpassen.
De hoofdregel: rijd in principe de maximaal toegestane snelheid, mits dat veilig kan. Je rijdt dus lekker vlot met het verkeer mee, maar helaas gebeurt dit niet altijd. Veel kandidaten zakken omdat ze, uit angst, te langzaam rijden.
4. Inhalen of juist niet.
Vlot meekomen met de rest van het verkeer kan alleen als je ook af en toe iemand passeert of inhaalt. Het is dus noodzakelijk om goed in te halen, maar helaas gaat dit nog wel eens fout. Te langzaam, of met te weinig afstand inhalen leidt tot problemen. Neem daarom je ruimte, durf keuzes te maken en kijk ver vooruit.
5. Bijzondere verrichtingen.
Eigenlijk zijn bijzondere verrichtingen helemaal niet zo bijzonder: je moet immers altijd wel ergens keren of je auto parkeren. Het gaat vaak fout wanneer je te veel aandacht hebt voor de auto en de verrichting en niet voor het verkeer om je heen. Neem daarom de tijd, let op het overige verkeer en oefen. Oefening baart kunst!